Mijn moeder is van licht

Zonsondergang aan de Vecht nabij Oud-Zuilen, Utrecht

In memoriam mijn moeder

9-6-99 is datum van het overlijden van mijn moeder. Mijn moeder had Alzheimer, en woonde haar laatste vier jaren, steeds ernstiger verward, in verschillende verpleegtehuizen. Ze was 57 jaar, toen zij overleed in het de Amstelhof in Amsterdam, dat is het gebouw waar nu de Hermitage is. Dat zou ze misschien wel mooi gevonden hadden, dat daar nu een museum is met een collectie die haar zou aanspreken. 

Haar laatste adem

Mijn broer, mijn schoonzusje en ik waren erbij toen ze haar laatste adem uitblies. Voor mij een kostbare herinnering. Het was alsof met haar laatste adem haar ziel losliet van haar lichaam en opsteeg. Als een vogel die opvloog naar de hemel. Haar lichaam bleef achter.  Het werd ineens stil, je zag haar ogen breken. Je voelde het en je wist het meteen, onmiskenbaar. Ze was er niet meer.

Hoe verdrietig ook, ik denk graag aan dat laatste moment terug en ik ben heel erg blij dat ik erbij kon zijn. Het was een intiem en wonderlijk moment, waarachtig en erend naar leven en dood en vergankelijkheid en de broosheid van ons bestaan. Zij was bij mijn eerste adem, en ik dan bij haar laatste. het was ook goed zo. Haar lichaam werd begraven in Zorgvlied in Amsterdam.

Haar verjaardag

De verjaardag van mijn moeder was eind mei. We aten dan altijd de eerste aardbeien van het jaar, met slagroom, dat hoorde bij haar verjaardag. 
Met de verjaardag van mijn moeder krijg ik elk jaar een lief berichtje van mijn tante, mijn moeders jongere zus. Dan herdenken we haar even (en de anderen die er niet meer zijn), het stemt ons beiden droef. 
Laatst zei mijn tante dat ze mijn moeder zo miste, maar dat dat misschien kwam omdat ze zelf oud wordt. 

Ik vond mijn moeder erg lief, maar niet een gemakkelijk persoon om mee om te gaan. Dat ongemakkelijke stuk mis ik niet zo. Ik zag een tijdje terug mijn schoonzusje even, heel kort, bij haar moeder uithuilen. Dat mis ik zeker, even weer kind te kunnen zijn bij je moeder. Ook had ik had graag een volwassen relatie met haar gehad, ik vraag me steeds vaker af hoe dat zou zijn. 

Verdrietig

Toen ze net was overleden was ik heel verdrietig. Ik wist gewoon niet wat ik moest doen van verdriet, daarom ging ik maar werken. Niet dat er veel uit mijn handen kwam. Ik heb in mijn herinnering drie weken in mijn eentje op een kamertje zitten ‘schrijven’ of uit het raam zitten kijken. De opdrachtgever was op vakantie. Toen vond ik dat wel best, thuis zou ik toch gek zijn worden, en hier was ik alleen. Na een paar weken werd dat verdriet wel minder, en kon ik wel weer andere mensen om mijn heen hebben, en een beetje werken. Het eerste jaar was het moeilijkst.

Ik weet niet meer precies wanneer het missen is opgehouden. Misschien is dat ook gewoon hoe het gaat. Het graf van mijn moeder is allang geruimd. Maar ik ben haar niet vergeten. En de laatste tijd, nu ik in de overgang ben, en ik minder werk, en mijn carrière en mijn gezicht meer op de hare begint te lijken, is ze steeds nabijer.  
Ik ben 55 en het is 21 jaar geleden dat mijn moeder overleed. Omdat het bijna 9 juni is wilde ik voor haar dit stukje schrijven.

Robertskruid

Ik denk aan mijn moeder als ik Robertskruid ruik. Robertskruid is een onkruid, dat het heel goed doet in de tuin.  De geur van Robertskruid is een beetje citroenachtig en een beetje geraniumachtig. Een soort van zuur-bitter. In de boeken wordt de plant ook wel stinkende ooievaarsbek genoemd.  Dat snap ik wel, het ruikt wel-en-niet lekker, interessant, vind ik zelf. Mijn moeder vond het lekker ruiken, van haar heb ik de naam geleerd. Wanneer ik in de tuin ben dan ruik ik de geur vaak, je hoeft het kruid maar aan te raken of de geur komt al vrij. En zo’n eerste vleugje brengt me altijd meteen bij mijn moeder. Dan is ze bij mij, het voelt warm met iets van troost en geborgenheid. Heel fijn.

Ik ben daar niet

Ik zie mijn moeder het vaakst in het licht. In het gouden licht op het grasveld aan de overkant van de Vecht, tegenover ons huis. Ze is als de nevel op het water vroeg in de zomerochtend. Ze speelt met het zonlicht dat heel wit op de wolken schijnt op een winderige dag. Ik zie haar in de aura’s van de heiligen. In Maria-beelden met stralenkrans en hun hemelsblauwe mantel. 

Soms zie ik haar in de madeliefjes die in ons grasveld groeien. En wanneer ik in de tuin werkt, is ze vaak ook bezig, we wieden samen. Als ik aan het koken ben, hoor ik haar ook neuriën. Soms hoor ik haar stem in mijn eigen stem en haar woorden in mijn woorden. Nooit praat ik met haar, ze is er gewoon. 
Het is alsof haar ziel, die omhoog gevlogen vogel, een sluier van licht en herinnering uitspreidt. Vooral in de zomer. Ze is eigenlijk altijd bij me, en steeds vaker zie ik het. Zie ik haar. Want mijn moeder is nu licht in mijn herinnering. 

Do not stand at my grave and weep;
I am not there. I do not sleep.
I am a thousand winds that blow.
I am the diamond glints on snow.
I am the sunlight on ripened grain.
I am the gentle autumn rain.
When you awaken in the morning’s hush
I am the swift uplifting rush
Of quiet birds in circled flight.
I am the soft stars that shine at night.
Do not stand at my grave and cry;
I am not there. 
I did not die.
(1932 van Mary Elizabeth Frye)

Robertskruid