In de supermarkt
Ik stond in de supermarkt in de rij voor de kassa te wachten. Er waren nog vier klanten voor mij, dus genoeg tijd om eens om me heen te kijken.
Ik zag een oudere man die veel minder dan 1,5 meter afstand hield. Hij leek totaal verzonken in het boodschappen doen, en vooral niet bezig met afstand houden. Een gesluierde vrouw die stond te bellen, met haar mondkapje onder haar kin, dat ze zorgvuldig weer opdeed nadat het gesprek voorbij was. Er waren twee jongens, die, branie-achtig, samen een blikje red-bull gingen afrekenen en giechelend weer naar buiten liepen.
Een moeder met een verhit hoofd achter haar mondkapje, een gillende peuter aan haar ene hand, haar andere hand op de zijkant van het winkelwagentje met de dagelijkse boodschappen. De kassière was geconcentreerd bezig achter de doorzichtige barrière van haar spatscherm, waar iedereen omheen probeerde te praten.
Heb uw naaste lief als uzelf
Ik zag mezelf, ontsmette handen, schoon winkelmandje (broodjes voor de lunch), mondkapje op, rondkijken. Ik voelde oordelen in mij opkomen.
“Heb uw naaste lief als uzelf”, hoorde ik in mijn gedachten. Een beetje verrast door deze plotselinge inval was ik. Wat was ik aan het doen? Ik was een beetje aan het observeren en een beetje aan het dagdromen. Ergens daartussenin.
Had ik mezelf lief toen ik daar stond? En de anderen?
Het inzicht komt pas nu ik weer thuis zit en me het voorval herinner.
In het begin van de lockdown vond ik het erg wennen. Zelf was ik in de war en overvallen door de maatregelen, maar ook door de soms onverwachte heftigheid waarmee mensen de regels probeerden te handhaven.
“Uit angst”, bedacht ik na die keer dat ik was uitgescholden door een vrouw toen ik te dichtbij kwam. Eerst begreep ik het niet. Hoe kan iedereen ineens zo bang zijn, waar deze mensen (in mijn ogen) nooit ergens over nadenken of van schrikken, terwijl ik, die mezelf altijd tot een van de meest schrikachtige, bange wezels rekende, helemaal niet zo angstig was? Was ik, door al mijn ‘wat als’ denken, al voorbereid was op een pandemie?
Angst
Angst is iets wat ik zelf vaak en veel ervaar. Als kind haatte ik het, dat ik zo angstig was. Het was alsof die angst mij ongeliefd maakte op school, en waardoor ik thuis als lastig werd ervaren. Altijd op zoek naar anderen die ook bang waren om dan samen een soort van bondje te vormen. Wat altijd tegenviel, want niemand was zo snel bang en zo braaf als ik. Zo verlaten kon ik me dan voelen. Of ik werd ineens woest, omdat de regels voor mij of onlogisch waren en de frustratie te veel werd, zodat ik me alleen nog kon verweren door boos te worden. Toen ik ouder werd kon ik het beter verbergen, maar dat koste steeds meer energie.
Op een gegeven moment moest ik wel. Geestelijk tegenstribbelend heb ik mezelf een aantal jaren geleden (onder begeleiding) toegestaan om bang te zijn, of eigenlijk: om angst te mogen voelen, zonder mezelf daarover te veroordelen. In het begin vond ik het verschrikkelijk, maar naar verloop van tijd werd het anders. Wanneer ik de angstgevoelens kon verdragen, zonder ze weg te willen hebben, of zonder erin te verdrinken, werd ik rustig. Ik kon mezelf daar langzaam eerst verdragen, mild zijn naar mijzelf.
Tweede golf
Nu de tweede golf coronamaatregelen druppelsgewijs over ons heen spoelen, vind ik de sfeer anders. Ik vind mezelf ongeduldiger, wil niet weer binnen zitten en weinig werk hebben. het lijkt of de maatregelen ook onduidelijker worden, of er zijn te veel meningen en gegevens beschikbaar, waardoor de helderheid en toepasbaarheid afneemt. Zodra ik mijn handen ontsmet heb raak ik toch vaak mijn gezicht per ongeluk aan. Mijn mondkap was ik regelmatig, maar die is zeker niet erg steriel. Ik houd afstand, maar lang niet iedereen doet dat. Ik voel minder angst.
Het lijkt of niemand meer echt gelooft in de maatregelen, of gelatener is. We doen wel mee, maar alleen tot het punt waarop het voor een ieder past. Wat ik zag in de supermarkt was een scala aan reacties en interpretaties. Ik reageer er nauwelijks op, behalve met een stichtelijke gedachte. Was ik mild en begripvol? Ontkende ik mijn eigen angst? Ben ik het braafste meisje van de klas?
Wat ben ik voor iemand
IK herkende in de rij bij de kassa vooral mijn eigen onvermogen en onwetendheid. En vond iets in mij dat ik daar mild naar moest zijn. Opdat ik ook mild kan zijn naar mijn naaste. Want hoe ik mijzelf bezie en benader, zo zal ik ook anderen bezien en benaderen. Dat zou mooi zijn als ik zo iemand ben. Maar een beetje moe en moedeloos ervan ben ik zeker ook.